maandag 10 april 2017

FABULEERTALENT


Op een mooie pinksterdag zingen Leen Jongewaard en André van den Heuvel bij binnenkomst op de late zondagochtend voor Pasen. In de recreatiezaal met dichtgetrokken gordijnen ontbijten nog bewoners. Het ritme van uitslapen in het weekend laat zich niet vervagen. Sommigen zijn onder het tikken van een zachtgekookt eitje ingedut.

Q. ligt op zijn kamer in de relaxfauteuil. Ik haal 'm over om samen in de tuin te jeu de boulen. 'Ik wil eerst even op jouw suggestie terugkomen. Ik heb er uitvoerig over nagedacht en ik accepteer je aanbod', spreekt Q. met volle overtuiging. 'Waar heb je het in godsnaam over?' trek ik verbaasd mijn wenkbrauwen op. Pappi, laverend tussen verwachting en ijdele hoop: 'Vorige week vroeg je aan mij of ik bij jullie kom wonen.'

'Nou, dat heb je dan bij elkaar gefantaseerd, want je legt me woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken', help ik 'm uit zijn droom. 'Je bent nergens zo goed onder de pannen als hier. Er is echt geen sprake van verhuizen. Als je dat opnieuw wilt, mag je het zelf regelen', wimpel ik het luchtig af. 'Dat kan ik niet meer', zegt pappi. 'Precies wat ik bedoel, schat', rond ik af.

Er is een song met de titel: Wherever I lay my hat, that's my home. Maar als je hoofd niet meer helder is, is thuis geen plek meer, maar een gevoel. Ik ben vertrouwd voor pappi, maar kan hem niet 24/7 de zorg en aandacht bieden die hij nodig heeft. Het is niet zo, maar het voelt alsof ik het laat afweten. Ik geef 'm een kus op iedere wang en zeg kordaat: 'Kom, pak je stok, we zoeken de zon op.'